Natuurlijk erfgoed
Uitgestrekt tussen het Condruzische plateau en de beboste massieven van de Ardennen, vormt dit geheel van landschappen een vrij rustig reliëf en kenmerkt zich door afwisselende bosstroken en weiden, waar dorpjes schuilgaan. Het bijzondere landschap, de “Calestienne”, grenst aan de leistenen laagvlakten van de Fagne (ten westen van de Maas) en de Famenne (ten oosten van de Maas) en vormt zo een overgangsgebied naar de rand van het Ardeense plateau. Dit smalle kalksteenplateau is bezaaid met langgerekte heuvels die “tiennes” worden genoemd.
Binnen deze natuurlijke structuur vestigden de mensen zich hoofdzakelijk in het zuidelijke deel van de regio, op zoek naar de overgangsgebieden tussen het kalkplateau en de leisteen laagvlakte, die meer geschikt waren voor de bouw van dorpen. Het landschapsgebied van de Fagne-Famenne heeft een agrarische infrastructuur die behoort tot het open-veldmodel met overwegend grasland.
Het verschil in bodemgebruik was dus afhankelijk van het reliëf. De leisteen lagen van de valleien, met hun onvruchtbare bodem, zijn het toneel van weilanden en boomgaarden waar nog enkele heggen overblijven als niet gesnoeide rijen struiken. Op de vlakten van het kalkplateau, die rijk zijn aan voedingsstoffen, worden gewassen zonder begroeiing verbouwd, terwijl op de steilste hellingen bossen en kalkgraslanden te vinden zijn. Deze ooit door schapen begraasde graslanden verbergen een natuurlijke omgeving met een uitzonderlijke biodiversiteit.
Bouwkundig erfgoed
In de Famenne hebben de meeste dorpen een hoge dichtheid van woningen, met gebouwen dicht bij elkaar, maar niet aaneengesloten. De dorpen liggen vaak op een helling en zijn in lagen op het reliëf gebouwd, waarbij de bodem van de laagvlakte wordt vermeden. Aan de kant van de Fagnard zijn dorpen vaak een verspreide nederzetting.